Continuüm Of Connections

Speech bij de opening expositie van Magdalena Jesionek door jan hontscharenko
Welkom dames en heren, ik ga een lezing houden over het werk van Magdalena Jesionek. Eerst een klein woord vooraf ter introductie: ik ben geen kunsthistoricus maar een schrijver van fictie en dat zal genoegzaam blijken uit de hybridische tekst die ik ga voorlezen. Wees niet bang, het duurt minder dan tien minuten, ik heb het getimed.
Jesionek noemt deze expositie Continuüm Of Connections. Ze geeft daarmee aan dat haar schilderijen onderdeel uitmaken van een reeks. Ze verwijzen naar elkaar, verbinden elkaar en vormen op die manier een geheel dat als het ware haar eigen connecties uitkiest.
Het is voor ons gemakkelijk wanneer een kunstenaar aangeeft waar het om gaat in haar werk, dan hoeven we zelf niet meer al te veel te zoeken naar de zingeving ervan. Maar is het voldoende wanneer ze zegt dat haar schilderijen zelf hun links leggen? Welke links bedoelt ze precies? Links naar nu? Links naar het klassieke?
Zij bracht mij op het idee om zelf eens te gaan zoeken naar een link die niet zozeer voor de hand ligt, namelijk de link van de architectuur naar de portretkunst en het naaktgenre. En dat wilde ik doen aan de hand van het intrigerende schilderij Garage (olieverf op linnen, in bezit van particuliere collectie) waar we hier voor staan.

magdalena jesionek titel garage, olieverf op canvas, amsterdam 2006.
Ik vind dat dit schilderij een speciale plaats inneemt in het oeuvre van Jesionek. Omdat ze hier bezig is met een ondergrondse ruimte, ze werkt bijna altijd met ruimtes boven de grond. Ze gaf mij een preview van deze solo-expositie in haar atelier, toen werd ik onmiddellijk getroffen door de naaktheid van het schilderij. Het onderwerp is een specifieke ondergrondse parkeerruimte in Toronto, zonder automobielen. Deze parkingsgarage staat leeg alsof het nog niet in gebruik is genomen, maar de autos kunnen elk moment naar binnen rijden. We zien een gecentreerd diepteperspectief en een sterke accentuering van het kunstmatige schemerige licht in het ondergrondse gebied, dat een geometrische lijnenspel heeft verwant aan het labyrint. De specifieke lichtval, zonder natuurlijke bron, suggereert kaalheid en leegte. Elke ondergrondse parkeerruimte is via trappen en liften bereikbaar en heeft een centrale ingang, maar dat zien we hier niet. Door het weglaten van de suggestie van bereikbaarheid, krijgt de ruimte een binnenwaartse zuigende werking. Ik werd er dan ook helemaal in opgezogen. Het merkwaardige van dit schilderij is dat de ruimte zichzelf tot in de kern lijkt bloot te geven, de ruimte zelf, zo was mijn ervaring, staart de toeschouwer aan als een naaktmodel met lede ogen. Het effect is bevreemdend: in de leegte lijkt de ruimte zelf overbodig.
Datzelfde effect van vervreemding zie je vaak ook bij de modellen zoals ze uitgebeeld zijn door de beste naaktschilders (denk aan Schielle, Kokoskca en Lucien Freud bijvoorbeeld): de naaktheid van hun modellen drukt vaak een stemming uit van overbodigheid. In ieder geval roept de naaktheid een spanning op van being there, not being there – een innerlijk verzet tegen de vervreemding van eigen bestaan; het is een particuliere stemming, maar heel goed herkenbaar voor iedereen die zichzelf naakt voor de spiegel bekijkt.
Terwijl ik meer en meer naar het schilderij keek en de sfeer ervan dieper op me liet inwerken, vroeg ik me af: in hoeverre is de link van het naaktgenre en de architectuur daadwerkelijk door te trekken? Was ik wel op het goede spoor? Of was ik het labyrint ingestuurd?
In het naaktgenre en de portretkunst staat de mens centraal, en juist die mens ontbreekt in Jesioneks schilderijen. Maar is dat wel zo? Het blote oog ziet niet alles zonder hulp van de analytische rede. Een beetje nadenken kan ook wanneer we kunst bekijken geen kwaad.
Doordat Jesionek in haar ruimtelijke abstracte wereld van haar schilderijen de mens als figuratie altijd weglaat ontstaat toch de paradoxale indruk dat de mens desondanks sterk aanwezig is op het toneel van haar doeken. Het lijkt alsof de kunstenaar de afwezigheid van de menselijke figuur juist als een soort tegenhanger gebruikt om de dominante aanwezigheid ervan te suggereren. Dus nu ik de mens, tussen haakjes, in haar werk had ontdekt, werd ik meer overtuigd van de link naar het naaktgenre. Ik zat op het goede spoor.
Wie Jesioneks werk kent weet dat zij al jarenlang consequent gefragmenteerde architectonische afbeeldingen schildert die zij aantreft in de openbare ruimten wereldwijd. Het gaat haar niet om de architecturale waarde van de gebouwen zelf, maar om de verhouding licht en ruimte. En dat is de overeenkomst die de schilderkunst heeft met architectuur. Het wezenlijke van alle stijlen architectuur is de realisatie van de verhouding licht en ruimte. Op die realisatie is voornamelijk ook een stilleven of een naaktschilderij gebaseerd. In zoverre lijkt mij de link van naakten naar architectuur aanwijsbaar. Licht en ruimte bepalen de naaktheid van een figuratief modelschilderij even sterk als het weglaten van toevoegingen in de abstracte kunst.
De fascinatie van Jesionek voor de werking van het weglaten is begrijpelijk wanneer we haar huidige werk tegen haar persoonlijke achtergrond houden: ze studeerde af op de Kunstacademie in Krakau in de discipline van binnenhuisarchitectuur en na de Rietveld academie (vrije richting: schilderen) specialiseerde zij zich in het portretschilderen en het naaktmodel, wat ze nu nog wel doceert, maar portretten zelf schildert ze niet meer, evenmin naaktmodellen. Jammer voor wie van naakten houdt!
De overgang van portretten en naaktmodellen naar architectuur was een cruciale ontwikkeling van Jesionek; het betekende een fundamentele verdieping van haar analytische aanpak van het probleem licht en ruimte.
In de schilderijen met die karakteristieke precieuze schildertechniek, kan je zien dat ze veel naaktmodellen en portretten heeft geschilderd. Of het nu een menselijk gelaat is, de huid of houding van het lichaam of een compositie van vormen, het is de naaktheid zo men wil: de crux of kern die door het volume en de dimensies van het beeld tevoorschijn treedt als een persoonlijke waarde van haar schilderkunst.
Ik vermoed dat Jesionek gebouwen zo levendig schildert omdat ze veel gezichten en modellen heeft getekend. Het gevoel van finesse voor plasticiteit waarmee een portret wordt geportretteerd, datzelfde gevoel speelt mee in de ogenschijnlijke zakelijke weergave van haar ruimtelijke architectonische beelden. Zij heeft de exclusiviteit van de portretkunst in de schakeringen van emotie, temparement, afstandelijkheid en koelte, getransformeerd naar de details van de stadsarchitectuur. Aldus ontwikkelde zij een diepere laag in haar werk, een laag soms meer of minder verscholen, maar veelal onontkoombaar.
Wat Jesionek lijkt te doen is dat ze de gelaatsuitdrukkingen toont van de ruimtes. Deze ruimtes hebben een psychologische lading, een ziel zou je bijna zeggen. Je zou haar een structuralistische dichteres kunnen noemen die een vleugje romantiek niet schuwt: ze kijkt met een dichterlijk oog naar de ziel van de ruimtes. Deze poëtische blik in samenspel met de kernachtige rangschikking van de ruimtes, die tot haar typische stijl leidt, (dit is: de synthese van Abstractie en Realisme) verlenen aan haar doeken een verfijnd signatuur. En die verfijning komt vooral in deze nieuwe solo-expositie op uitgebalanceerde wijze tot uiting.

Portretten Magdalena Jesionek, titel: Paulina and Dolmatios, 1998, olie op linnen, 2 x 25 x 25 cm. Midden in de tekst: uitsnede zelfportret met hoed, 1993, titel: Reference Rembrandt houtskool en gouache op papier.