Amerikaanse literatuur Nancy Kricorian

door

‘Ik ben verslaafd aan de orale traditie.’

 

Nancy Kricorian en haar Armeense voorgeschiedenis

De Amerikaanse schrijfster Nancy Kricorian (1960) vertelt in haar debuutroman oorspronkelijk getiteld Zabella in het Nederlands vertaald als Armeense ogen het levensverhaal van haar Armeense grootmoeder Zabella, die als een kind van zes de terreur van de de Ottomaanse heerschappij in Turkije heeft meegemaakt. Als door een wonder overleefde Zabella de genocide op de Armeense bevolking die in 1915 massaal de Syrische woestijn in werd verdreven en door hongersnood omkwamen.

Hoewel deze afschuwelijke zwarte bladzijde uit de geschiedenis bepalend is geweest voor het leven van Zabella, wordt dit drama niet benadrukt. Via omzwervingen in Turkse weeshuizen en later geadopteerd door een rijke Armeense familie, belandt Zabella in Amerika waar ze een gearrangeerd huwelijk aangaat met een stugge Armeense man, kruidenier van beroep. Ze krijgen drie kinderen die – en dit lijkt meer het onderwerp waar Kricorian zich op focust – met rasse schreden veramerikaniseren en hun Armeense bloed verloochenen. Zo wendt de oudste zoon zich van zijn ouders af, hij meet zich een Amerikaanse naam aan en laat zelf zijn neus operatief bijstellen. Maar later moet hij met lede ogen aanzien hoe diezelfde neus in zijn eigen zoon terugkomt. Wanneer de gelijkenis van de zoon treffend is, zeggen de Armeniërs: ‘Hij zag eruit alsof hij uit zijn vaders neusgat was gevallen.’

Nancy Kricorian slalomt met verrukkelijk beeldend en kwikzilverachtig proza door Zabella’s levensverhaal heen, ze weet behalve ontroering ook vaak de glimlach op te roepen. Humor fungeert in haar roman, die tot de categorie hoort van historische fictie, als de onmisbare tegenkracht om de kleine en grote rampen het hoofd te kunnen bieden.

De episodische structuur van uw roman heeft een opvallende dichterlijke charme. Het is een slank boekje. Van het materiaal dat u behandelt zou u gemakkelijk drie dikke boeken hebben kunnen volschrijven.

‘Dat heeft een van mijn critici ook gezegd, kennelijk associeert men bij historische fictie lijvige boeken. Het is een trend in Amerika waar ik bewust van ben afgeweken. Eigenlijk ben ik een dichter, dus ik heb een voorkeur voor slanke boekjes zoals u het formuleert. Ik publiceerde gedichten in tijdschriften en binnenkort komt er een gedichtenbundel van mij uit. Voor mij is het verschil tussen proza en poëzie heel dun. Ook in mijn gedichten reserveer ik veel ruimte voor de Armeense folkloristische motieven. Ik ben gewoon verslaafd aan de orale traditie, ik houd van generaties lang doorvertelde verhalen, de gedichten die ik schreef zijn ook heel vertellend. Het is heerlijk om te luisteren naar de levenservaringen van mensen, met de familie rond de tafel te zitten, genietend van voedsel, elkaar verhalen en grappen vertellen, dat is een hele belangrijke Armeense traditie.’

U focust zich op het conflict van de oude Armeens wereld en New America. De symbiose verloopt moeizaam. De band tussen de Armeniërs en Amerikanen was zoals u het fraai uitdrukte ‘smal als een spinnendraadje waarop niets zwaarder kon rusten dan een spikkeltje stof’.

‘Mijn intentie om deze roman te schrijven was om een eerbetoon te geven aan de Armeense generatie die begin deze eeuw naar Amerika is geëmigreerd, nadat ze de onbeschrijfelijke terreur van de genocide hadden overleefd. Ik wilde vertellen hoe moeilijk het voor hen is geweest. Ze waren verscheurd en ontworteld, hadden vele littekens opgelopen maar toch bleven ze vitaal en hadden ze hun gevoel voor humor niet verloren. Nooit vertelden ze over hun traumatische ervaringen, ook onderling niet, het was taboe over het verleden te vertellen, belangrijker was de toekomst, de problemen werden verzwegen en aldus ontwikkelde men onder elkaar een gigantisch collectief verdringingsproces. Nu pas in mijn generatie beginnen de verhalen van de gemigreerde ouders los te komen, mijn roman is daar een voorbeeld van. De survivers hadden als kinderen de Ottomaanse heerschappij in Turkije meegemaakt en de hongersnood in de Syrische woestijn. Dat was toch geen kleinigheid, het heeft op mij een diep gevoel van betrokkenheid en medeleven gewekt, een gevoel dat nooit zal verdwijnen zolang ik leef. Ik was dan ook bijzonder gemotiveerd om langs de weg van een roman de veramerikaanste kinderen met een Armeense achtergrond historisch bewust te maken van de ellende van hun voorouders. Voor mij was deze drijfveer het belangrijkste. Er is nooit enige erkenning geweest voor de Armeense genocide, ook niet door Turkije. Het is een wond die nooit zal helen.’

U beschrijft ook hoe sommige genocidenslachtoffers worstelen met een obsessieve tijdservaring.

‘Ja, ik werd geboeid door een vreemd mechanisme dat het geheugen van de survivers in de ban hield, hoe meer men vergat bij het verstrijken van de jaren, des te sterker en levendig werden hun herinneringen, naarmate men ouder werd werden de beelden en gevoelens uit de kindertijd helderder. Ik geloof dat het menselijke geheugen in het algemeen zo ongeveer werkt, maar het geheugen van de Armeense genocidenslachtoffers is in dit opzicht wel heel tricky. Mijn grootmoeder zei een keer tegen mij dat ze zich plotseling kon herinneren hoe ze zich als klein meisje voelde en precies wist wat ze toen beleefde, maar ze wist zich niet meer te herinneren wat voor een ontbijt ze een paar uur geleden had gehad. Dit heeft mij op het idee gebracht het begin van het verhaal te vertellen uit het perspectief van een meisje van zes, wat zij toen heeft gezien en hoe ze het verwerkte, namelijk op een hele simpele kinderlijke manier. Ze heeft amper onderwijs genoten en denkt niet na over wat er gebeurd is. Ze voelt alleen een sterke overlevingsdrang. Alle indrukken die ze kreeg te verduren werden telkens door nieuwe ingrijpende indrukken opgevolgd, dat ging maar door totdat ze op oude leeftijd zich realiseert hoeveel angsten ze heeft doorstaan. Vlak voordat ze doodgaat, in de slotscène, verstopt ze zich in de kast.’ Voor het beklemmende angstgevoel dat haar leven bepaalde had ze slechts een woord: woestijn. Daarmee bedoelde ze de Syrische woestijn waar ze haar eigen moeder verloor, haar jongere zusje overleed en waar ze als een gunstige beschikking van het lot aan is ontsnapt, om daarna een gezin te mogen stichten in Amerika, een land waar ze niets van begreep. Van de American Dream had ze nooit gehoord. Ze wilde natuurlijk wel in voorspoed en vrijheid leven maar wat individueel succes en persoonlijke materiele rijkdom betekende was vreemd voor haar als vrouw. Ze was afhankelijk van haar man, deed haar plichten thuis en verder had ze niets te vertellen.’

Ze had geen enkele seksuele drive?

‘Dit is een pijnlijk punt. Ik dacht: hoe ga ik in godsnaam over seks schrijven als ik het verhaal historisch geloofwaardig wilde houden? Een roman zonder seks? Zo’n roman kan toch niet bestaan! Zeker een moderne Amerikaanse roman kan niet zonder seks, ook al was het maar een kleine hint over welke rituelen uit het vroegere Armeense platteland meespeelden, maar nee, het spijt mij, in het belang van de geloofwaardigheid heb ik geen seks in mijn boek beschreven en daar heb ik achteraf geen spijt van, hoewel ik van mening ben dat de seksualiteit een van de voornaamste bronnen van de levenskracht is. En wie uit de bronnen drinkt mag er niet in spugen. Dus ik had toch wel een probleem. Misschien kon ik dan een vluchtige beschouwing over de liefde schrijven? Ook dat heb ik niet gedaan, ten eerste omdat ik niet houd van beschouwingen in een roman, ten tweede omdat Zabella zelf er nooit aan zou hebben gedacht. De Armeense vrouwen van haar generatie raakten op een gegeven dag zwanger en dan wisten ze dat ze seks hadden gehad…’

Nancy Kricorian: ‘Armeense ogen’
Vert. uit het Amerikaans: Suzan de Wilde.
Uitg. Vassallucci, Amsterdam

Interview Hotel Ambassade, Amsterdam,  Gepubliceerd in De Standaard der Letteren, Brussel, 4 juni 1998.